Hoe was het met onze luchtkwaliteit in 2007?

Image
Het meetstation in de Laarstraat te Zwijndrecht.
REGIO.De Vlaamse Milieumaatschappij heeft het jaarrapport 2007 voorgesteld. De maatschappij meet de luchtkwaliteit in Vlaanderen en inventariseert wie wat loost in de lucht. En er hoort goed nieuws bij want er komen elk jaar minder vervuilende stoffen in de lucht. De metingen van de luchtkwaliteit geven aan dat dankzij de algemeen verminderde uitstoot, de concentratie van een aantal luchtvervuilende stoffen vandaag veel beter is dan bij het begin van de metingen.

Woordvoerster van de VMM, Mie Van den Kerchove omschreef het wat nader: "Dat Vlaanderen die positieve balans kan voorleggen, is te danken aan de inspanningen van de overheid, de industrie, de landbouw en de bevolking. Voor een aantal stoffen is die verbetering spectaculair, voor andere is die niet evenredig aan de verminderde uitstoot in Vlaanderen. In 2007 werden - behalve voor fijn stof en lood - alle actuele wettelijke normen gehaald. In een aantal probleemgebieden werden de toekomstige normen voor stikstofdioxide en de toekomstige streefwaarden voor cadmium, nikkel en arseen niet gerespecteerd. Ook de langetermijndoelstelling voor ozon lijkt moeilijk haalbaar."

Uit de resultaten van de Emissie-inventaris Lucht blijkt dat er aanzienlijk minder verontreinigende stoffen geloosd worden dan in de beginjaren ‘90.  Zo is de uitstoot van koolstofmonoxide (CO) en dioxines sinds 1990 respectievelijk met 46% en 92% gedaald. De emissies van fijn stof, PM10 en PM2.5, dalen in 2007 respectievelijk tot 62% en 57% van het niveau in 1995. De verzurende emissie, verantwoordelijk voor de zgn. zure regen is sinds 1990 met 49% afgenomen. Dit is vooral te danken aan de dalende uitstoot van zwaveldioxide (SO2) en ammoniak (NH3).

De uitstoot van ozonvormende stoffen met voornamelijk stikstofoxiden en vluchtige organische stoffen, is in diezelfde periode met 36% gedaald. Die uitstoot, voornamelijk door verkeer en industrie, draagt bij tot de overschrijding van de ozondrempels op warme zomerdagen. De ozonafbrekende emissies, verantwoordelijk voor het zgn. gat in de ozonlaag, zijn sinds 1995 ten gevolge van aanpassingen aan de reglementering met maar liefst 75% afgenomen.

Voor de meerderheid van de luchtverontreinigende stoffen werden de grootste reducties in de eerste 10 jaar van de beschouwde periode gehaald. Door de jaren heen nam het relatieve aandeel van de gebouwenverwarming en het verkeer toe. De verminderde uitstoot van de voorbije jaren is o.m. te danken aan de overschakeling naar aardgas, minder steenkoolverbruik, het gebruik van fossiele brandstoffen met een lager zwavelgehalte, schommelingen in productiecapaciteit en uiteraard ook de invoering van reductiemaatregelen.

De broeikasgasemissies zijn in de beschouwde periode gedaald tot 93% van de emissies in 1990. Daarmee zet de dalende trend in Vlaanderen, ingezet in 2006, zich verder voort. Uit de resultaten blijkt ook het toenemende belang van de ‘internationale emissies’, vooral afkomstig van de scheepvaart.

luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest

Image
Zo ziet het dak van het station er uit. Vooral de gegevens over het fijn stof zijn belangrijk voor Zwijndrecht.
Dankzij de vele inspanningen om minder vervuilende stoffen uit te stoten, is de concentratie van een aantal polluenten vandaag lager dan bij het begin van de metingen. Voor dioxines en zwaveldioxide, is die verbetering spectaculair. Voor een aantal andere stoffen zoals stikstofoxiden, fijn stof en ozon is die verbetering minder uitgesproken en niet altijd evenredig met de verminderde uitstoot in Vlaanderen.

Volgens de VMM komt dit omdat voor een aantal polluenten zoals fijn stof en ozon er geen lineaire relatie bestaat tussen de uitstoot en de gemeten concentraties. Fijn stof bijvoorbeeld kan ook in de atmosfeer gevormd worden door complexe chemische reacties tussen andere  polluenten. Daarnaast zijn er bronnen die moeilijk in kaart te brengen zijn, zoals de diffuse emissies bij de industrie. En als gevolg van de hoge energieprijzen, wordt vaker bijverwarmd met kachels en haarden. De extra uitstoot aan fijn stof van deze bronnen is nog niet volledig opgenomen in de emissie inventarissen. Tot slot speelt ook de grensoverschrijdende verontreiniging een rol.

In 2007 werden alle actuele luchtkwaliteitsnormen, behalve die voor fijn stof en lood, gerespecteerd.
Wat de toekomstige norm voor stikstofdioxide betreft, kunnen zich problemen voordoen in de Antwerpse haven en de Antwerpse agglomeratie. Uit vroeger onderzoek bleek dat ook op andere verkeersintensieve locaties nog concentraties boven de norm kunnen voorkomen. De toekomstige streefwaarden voor nikkel, cadmium en arseen zorgen lokaal in de omgeving van de Ferro- en non-ferro industrie voor problemen.

Bij het fijn stof (PM10) werd de jaargrenswaarde van 40 µg/m³ in 2007 nipt overschreden in Oostrozebeke. Er werd 41 µg/m³ gemeten. De hogere concentratie wordt toegeschreven aan  industriële activiteiten van de omliggende houtspaanderplaatbedrijven. Sedert de oprichting van dit meetstation in 1996 werd in 9 van de 12 jaar de norm overschreden. Toch ligt de jaargemiddelde concentratie sedert 2003 op een lager niveau dan voorheen.

In 2007 werd de daggrenswaarde van 50 µg/m³ op 21 meetlocaties meer dan 35 keer overschreden. De Europese richtlijn laat niet meer dan 35 overschrijdingen toe. Ongeveer 40% van de Vlamingen werd gedurende meer dan 35 dagen blootgesteld aan een daggemiddelde concentratie  hoger dan 50 µg/m³.

De jaargemiddelde concentraties Stikstofdioxide (NO2) vertonen sinds het begin van de metingen tot 1994 een dalende tendens. Die werd de laatste 10 jaar niet verder gezet. Het toenemend aantal dieselvoertuigen is hiervoor verantwoordelijk. De huidige normen werden in 2007 gerespecteerd, ook de toekomstige uurgrenswaarde die vanaf 2010 van kracht is. Maar de toekomstige jaargrenswaarde werd op 4 stations overschreden. Drie daarvan liggen in de zone 'Antwerpse haven', het 4de in Borgerhout. Omwille van het groeiend aantal dieselvoertuigen is het onzeker of de toekomstige jaargrenswaarde  in de stedelijke meetstations zal gehaald worden.

Bij de zware metalen is de norm voor lood, die sinds 1 januari 2005 van kracht is, enkel in Beerse overschreden.

De nieuwe streefwaarden voor de metalen cadmium, arseen en nikkel moeten tegen eind 2012 gerespecteerd worden. De toekomstige EU-streefwaarde van 5 ng/m³ voor Cd werd overschreden in de omgeving van Beerse en op één station te Hoboken en Genk-Zuid.
De toekomstige EU-streefwaarde van 6 ng/m³ voor arseen werd overschreden in de omgeving van Hoboken en Beerse.
De toekomstige streefwaarde van 20 ng/m³ voor nikkel werd overschreden in de omgeving van Genk-Zuid. Deze overschrijdingen werden vastgesteld in de onmiddellijke omgeving van non-ferro en ferro-bedrijven.

Vorig jaar was er weinig ozonoverlast. Van de laatste 15 jaren was 2007 uitgesproken het jaar met de minste ozonoverlast. Maar de  langetermijndoelstelling - geen enkele dag met een 8-uurswaarde hoger dan 120 µg/m³ - wordt nog overal in Vlaanderen overschreden.

Bij de dioxine was in 2007 op de helft van de meetposten de dioxinedepositie lager dan 6 pg TEQ/m².dag.
In Zelzate stagneert de gemiddelde dioxinedepositie op 12 pg TEQ/m².dag. Op geen enkele meetpost in Olen werd er een overschrijding van de drempelwaarde vastgesteld. Ook in Hoboken blijven de dioxinedeposities laag. De dioxineresultaten van de regio Oostrozebeke-Desselgem en Roeselare-Rumbeke bevestigen opnieuw de aanwezigheid van lokale bronnen.

De PCB-waarden gemeten nabij de schrootverwerkende sector blijven hoog. De drempelwaarde wordt in deze omgevingen nog geregeld overschreden.

Verzuring: de Vlaamse Milieumaatschappij onderzocht in 2007 op 9 meetplaatsen in Vlaanderen de invloed van verzuring op het milieu, in de volksmond ook ‘zure regen’ genoemd. De voornaamste bronnen van verzuring zijn industriële activiteiten, gebouwenverwarming, het verkeer en de landbouw. De resultaten van het meetonderzoek zijn niet eenduidig. Voor de grasvegetatie blijft de trend positief  en wordt op de meeste meetplaatsen, behalve in Wingene, de doelstelling gehaald. De resultaten zijn minder rooskleurig voor de andere, meer biologisch waardevolle vegetatietypes zoals loofbos, naaldbos en heide. (Rolf Duchamps)