’t Is weer molshopentijd

Image
Aan de hoek van de Verbrandendijk-Dwarslaan-Vlietbos
REGIO. Waar men thans ook komt, overal zijn de grasvelden voorzien van molshopen en het valt ons toch op dat er heuveltjes bij zijn die van een groot formaat zijn. Er zijn plaatsen waar er bijna meer zand dan gras is te zien. Mollen zijn ook zowat overal te vinden maar toch is het insectenetertje best thuis waar het nogal vruchtbaar is. De mol is niet alleen bekend in België en Nederland. Neen, zijn verspreidingsgebied gaat van het uiterste zuiden van Scandinavië tot het noorden van Spanje en Italië.

Het lijkt wel een plaag te zijn momenteel, maar zoals kenners vroeger ons al leerden is er van een plaag geen sprake. Wel beginnen de diertjes plots allemaal samen te graven en te wroeten omdat ze na de voorbije winterkoude langer en dieper onder grond hebben gezeten. Nu het even wat warmer was gingen ze op zoek naar voedsel. Bovendien zijn er uiteraard minder insecten en wormen in de gangen zodat ze er nieuwe moeten graven. Toch kunnen we niet anders dan zeggen dat er in Zwijndrecht plaatsen zijn waar er een echte molleninvasie is.

Een mol zelf is eigenlijk nogal wat minder gekend dan de molshopen want wees eerlijk, zie jij dat diertje veel? Het grootste deel van zijn leven brengt de mol door onder de grond. Eigenlijk is hij in zijn 'grondgebied' wel veilig voor vijanden die hij ook niet veel heeft. Als ze boven de grond komen zijn ze weerloos. Niet dat ze traag zijn of zo, want ze kunnen voortreffelijk lopen en zelfs zwemmen maar de kwestie is dat ze bijna niet zien. Haast blind zijn ze en zien hooguit licht en donker. Ze hebben ook maar piepkleine oogjes, zo groot als speldenknopjes en verborgen in de pels.

Maar hoe weinig ze ook zien, des te meer zijn de reuk, het gehoor en vooral de tastzin ontwikkeld. Ze voelen het op afstand als iets beweegt, zelfs de trillingen van wormen, larven of kevers voelen ze. Vooral de snuitpunt is uiterst gevoelig.

Image
Bij het binnen rijden van Zwijndrecht wordt het duidelijk: het is weer mollentijd.
Onder de grond is hij heel wat tijd aan het graven op zoek naar lekkere hapjes zoals insecten, larven, wormen maar als slakken, pissebedden, spinnen, duizendpoten, hagedissen of zelfs kikkers en muizen zich op één of andere manier in zijn pijpen wagen, dan gaan ze er ook aan. Misschien vandaar dat men wel eens zegt dat iemand ‘zo vet is als een mol’. Onderzoekingen hebben aangetoond dat mollen dagelijks meer hun eigen gewicht aan voedsel nodig hebben. Naar ’t schijnt heeft een mol altijd honger en daarom doorkruist hij dag en nacht zijn gangen op zoek naar eten. We mogen niet vergeten dat zij een belangrijke rol vervullen door het verslinden van veenmollen, engerlingen (de larven van de meikever) en rupsen die de plantenwortels vernietigen. Hij zuivert de grond van veel ongedierte en verlucht hem ook. Hij zelf eet niet aan planten.

Onder de zwarte hoopjes grond is er een doolhof van jachtgangen, vluchtwegen, ventilatiepijpen, rustplaatsen en dan natuurlijk een nestkamer. Een mollenjachtgebied kan een diameter hebben van 70 meter maar dat hangt wel af van de aard én de vruchtbaarheid van de bodem. Er zijn hoofdgangen van waaruit dan allemaal zijgangen beginnen. Het nest is klein en gewoonlijk wat bekleed met gras en bladeren. Het dient als slaapplaats.

Image
De mol met haar voorpoten die als sterke spaden zijn en die de aarde weggraven en naar buiten duwen.
Mollen leven gewoonlijk alleen behalve in de paartijd die eind maart begint. Dan zoeken de heren een vrouwtje op en blijven samen. Maar niet voor lang want als de mollenkinderen geboren worden is de man alweer weg. Een worp kan 2 tot 7 jongen bevatten. Dat kán maar gewoonlijk zijn het er 3 of 4 die naakt en blind geboren worden, niet groter dan een boon. Maar na 5 weken zijn ze al half zo groot als hun ouders.

Het is opvallend hoe het mollelijfje wonderbaar is aangepast aan de levenswijze. Aan de dichte, meestal blauwzwarte vacht, blijft geen aarde zitten. Het is een fluweelzacht pelsje waar de mollenvangers vroeger geld voor kregen. Een mooie bijverdienste was dat.  Een harde spits uitlopende snuit laat toe dat hij in de grond kan boren. De voorste poten zijn kort en schuin naar buiten gekeerd. Ze eindigen op brede handen waarvan de vijf vingers vergroeid zijn  met scherpe, platte nagels als wapen. Met die voorpoten wordt de aarde naar achter geworpen. In één nacht kan een mol 30 meter gangen graven en hij zou daarbij 18 kg aarde in één uur verzetten. Als de losgemaakte aarde hem begint te hinderen wordt ze naar boven gebracht en daar is dan de molshoop.

Image
Een mol die een larve eet maar liefst van al eten mollen toch regenwormen!
En dan zijn we waar het nu over gaat. Velen kunnen aan hun mooi grasveld wel zeggen ‘Adieu’ wanneer de mollen langs kwamen. We hebben al van alles horen vertellen hoe men de mollen moet weghouden: glasscherven,omgekeerde lege flessen in de grond stoppen, mazout in de opening gieten, vergif strooien of zwavelrookbommetjes in de pijp droppen. Er zijn ook elektronische mollenverjagers die ondergrondse trillingen maken en dan zijn de mollen wel eens ribbedebie. Het plaatsen van klemmen is eigenlijk nog de meest efficiënte manier maar het probleem is dat je die dan moet kunnen plaatsen volgens de regels en dat is niet simpel.
Klemmen plaatsen houdt ook in dat je de handen moet inwrijven met aarde, niet roken, geen geparfumeerde kledij dragen want anders gaat de reuk over op de klem en komt de mol niet meer tot daar.

Er zijn nog anti-mollenmiddelen we hebben verzameld en waarvan we echt niet weten of ze helpen: de schuine lege fles waarin de wind dan blaast hebben we al vermeld. Een mol schijnt gevoelig te zijn voor die trillingen. Een ander middel is een paal midden tussen de molshopen kloppen en daar in de loop van de dag een paar keer met een zware hamer op komen tikken. Ofwel een vod in javelwater, petroleum of carbolineum drenken en ze in één van de gangen leggen. Die geur zal ze tijdelijk verjagen. Er zijn ook ‘mollenplanten’ waar ze een hekel aan hebben: Euphorbia lathyris, knoflook, de zwarte cassisbes en de keizerskroon. Ook het laten vollopen van de gangen met water wordt wel eens aangeraden maar meestal ontkomt de mol wel.

Tenslotte kunnen we ons afvragen of al die middelen wel in verhouding staan tot de schade die mollen aanbrengen. Feit is dat we al meermaals getuige waren dat een sjiek gazonnetje na de winter een zielig uitzicht heeft. (Rolf Duchamps)