Eind maart start nieuwbouw Notelaar

In het nieuwe woon- en zorgcentrum zullen 156 rusthuisbedden ondergebracht worden, een dagcentrum voor 15 personen, 6 kamers voor kortverblijf en 34 serviceflats.
OCMW-voorzitter Ann Cools: "Het hoeft geen betoog, dat ik bijzonder opgetogen ben over het feit dat we uiteindelijk aan de slag kunnen. Immers, we kregen een subsidiebelofte van de overheid voor 2 jaar, maar de datum verloopt in mei 2009. Als je niet aan het bouwen bent binnen die 2 jaar, dan moet je het dossier van vooraf aan opstarten."
De kostprijs voor de ruwbouwwerken bedraagt ongeveer 7,3 miljoen euro, excl. btw op een totaalprijs van ongeveer 30 miljoen euro. Daarvan subsidieert de overheid ongeveer 50% in jaarlijkse schijven van om en bij de 730 000 euro voor de komende 20 jaar.
De huidige Notelaar zal na de bouw verdwijnen. Deze werd meer dan dertig jaar geleden opgetrokken achter de bestaande gebouwen van de C.O.O. (Commissie van Openbare Onderstand) de voorloper van het OCMW. Reeds in januari 1965 kreeg de C.O.O. het principieel akkoord van de toenmalige minister van Volksgezondheid en Gezin Luc Dhoore, voor de oprichting van een nieuw rustoord. Wanneer we weten dat pas in 1977 de eerste bejaarden hun intrek namen, dan is meteen duidelijk dat dit project een lange administratieve weg moest afleggen.
Op de plaats van de Notelaar stond vroeger de boerderij van het Sint-Martinusrusthuis en de Sint-Martinuskliniek met een 30 bedden. De bejaarden hadden dus geen hinder bij de bouw van het nieuwe rusthuis en toen het klaar was moesten ze gewoon van het ene naar het andere gebouw stappen. Het gebouw kostte meer dan 100 miljoen Belgische franken (2,5 miljoen euro). Het totaal aantal bedden werd 169 nl. 117b bedden voor enkelingen, 22 bedden voor koppels en 30 bedden voor invalide bejaarden.

Om te zorgen dat der bewoners konden genieten van een rustige ‘oude dag’ werd toen gezorgd dat er via speciale wegen naar de achterkant van het rusthuis kan gereden worden voor de aanvoer van goederen, voedsel e.d. Ook het gebeurlijk lijkenvervoer moest langs achter gebeuren. Daar stonden voorheen stallingen waar nog wagens en materialen stonden van de gemeentediensten. Om het rusthuis beter tot zijn recht te laten komen werd langs de kant van de Bijlstraat een lange blinde muur gesloopt. En dat vond met toen belangrijk dat de Notelaar te zien was vanaf de Rijksweg N70.
De Notelaar zette in 1977 grote ogen want het was toen een modern gebouw met een hoog- en een laagbouw. In die laagbouw bevond zich het restaurant met zitplaatsen, de bibliotheek, de burelen en een knutselkamer. Meer naar achter werd een kapel, een rouwkapel en een lijkenhuisje voorzien.Wat we toen ook meekregen was: "Voor het lijkenhuisje werd geen bijzondere diepvries bekomen. Er is wel een speciale ‘afzuiging’ via het dak." Er werd toen ook gezorgd voor een plaats waar familie bij een begrafenis kon samenkomen. Maar alles was zo opgevat dat het uitgesloten was dat de bejaarden rechtstreeks in contact konden komen met het lijkenhuisje of het begrafenislokaal. De lijkwagen verliet het rusthuis langs een aparte uitweg.

Het comfort dat toen werd aangeboden was o.a. een oproepsysteem dat voor onmiddellijke assistentie zorgde. De bewoners kregen ook zoveel mogelijk privé-ruimte en op iedere kamer was er de mogelijkheid om een TV-toestel te plaatsen. Er was ook radiodistributie. Op ieder appartement konden zelf kleine gerechten klaargemaakt worden zoals het bakken van eieren, zetten van koffie. "Ons nieuw rusthuis is uitgerust met de laatste nieuwe technische snufjes", zo sprak toen OCMW-secretaris Fred Blondeel.
Met deze terugblik willen we toch even wijzen op de sfeer die in 1976-1977 heerste.(Rolf Duchamps)